IN GALERA
Ik had het enkele jaren geleden opgepikt uit een krant: ‘Ga eens eten in het sterrenrestaurant van de gevangenis van Milaan’. Heel af en toe moet je de pers au sérieux nemen. Omdat de zomerweek over restorative justice dit jaar in Como doorging, bleef ik een extra dag in de regio om de Italiaanse keuken-achter-tralies met eigen tong te proeven.
De gevangenis van Bollate bevindt zich buiten Milaan. Het buurmeisje is het gigantische terrein waar de Expo in 2015 haar tenten opsloeg. Van het reusachtige maar desolate treinstation Rho waad ik moederziel alleen over de expo-esplanade. Ik loop er verloren. Ondertussen is het 19h geworden. Mijn reservatie in het gevangenisrestaurant is om 19.30h. Van de overgebleven security guards op de tentoonstellingsruimte is er niet een die weet waar de gevangenis zich bevindt, laat staan het restaurant. Het is al even moeilijk om de expo buiten te geraken als de gevangenis binnen.
Uiteindelijk geraak ik de ene afspanning over en de andere afspanning onder. Het beton van Bollate is zoals bij alle gevangenissen maar de ramen zijn in rood-groen-geel-rood geschilderd. Het verschil zit m’ vaak in een likje verf. En er zijn ook de speeltuintjes voor het familiebezoek. Daar is op dit avonduur geen sprake meer van.
Een vriendelijke cipier – hij zal zich straks als Gianni voorstellen – sommeert me nog even plaats te nemen in de wachtzaal. Een kwartier later word ik opgehaald door afgeborstelde leerlingen van de Italiaanse Piva-school. Ik ben de eerste klant. Op de website van In Galera had ik al leuke kiekjes gevonden van het interieur van het restaurant (http://www.ingalera.it/en/restaurant.html) maar je moet het met je eigen ogen gezien, met je eigen neus geroken en met je eigen smaakpapillen geproefd hebben. Zelfs al is dit gevangenis nr. 199, ik moet wennen aan de botsing, sorry, ontmoeting, tussen twee werelden: de justitiële en de culinaire.
Soni breekt het ijs. Omdat er verder nog geen kat is, kan ik met de ober-achter-tralies heerlijk babbelen. Niet één keer valt hij uit zijn rol. Hij is gigantisch professioneel en oeverloos charmant. Zijn Engels is beter dan mijn pasta’s en als ik hem zeg dat ik vanmiddag op de Belgische radio gesproken heb over ‘In Galera’ is zijn aandacht oprecht. Ondertussen draagt hij il coperto aan, spuitwater in een elegante glazen kruik en een glas witte wijn van de bovenste plank. Soni surft al gauw mee op gevangenisverhalen van alle continenten en zegt dat hij me straks wil introduceren bij donna Silvia, de manager..
Het interieur is in balans. Strak, ietwat modern, maar verre van prisonkoel. Er is gekozen voor een duo van olijfgroen en benzineblauw. Het plaatselijk licht is juist gericht en de tralies – dat valt me nu op – zijn ruitgewijs (als op een Limburgse vlaai) waarmee ze de allure van tralies verliezen. Aan de muren en de pilaren hangen ingekaderde posters van films. U raadt het al, ‘Fuga da Alcatraz’ om er maar één te noemen. Clint Eastwood is lange tijd mijn enige compagnon tot het restaurant zich vult met een Russische familie (opa, baboushka en kleinkinderen incluis), een verliefd koppel uit Rome, een uit Duitsland en een groep die kan doorgaan als de Milanese Zilveren Passer. Nee, dit is geen baancafé. Silvia zal me straks vertellen dat qualitá hoog in haar vaandel staat.
Soni – in gestreken wit hemd, zwarte gillet en met blinkende schoenen - serveert me aubergines met munt en mozarella. Water en brood zijn nu mijlenver hier vandaan. De Italiaanse keuken heeft me al vaker pootjelap gezet en ik geef toe dat ik vandaag nog minder objectief ben, maar voor deze smaakcombinatie pleeg ik een moord. Mmmmm. De risotto met saffraan is iets te zoet waardoor hij concurreert met Vlaamse rijstpap maar als de weg naar de hemel langs de gevangenis loopt dan zeker langs Bolatte.
Ineens weet ik het: hier moet ik met minister Geens eens komen eten. Of met de gevangenisdirecteur van Antwerpen. Of Hoogstraten. In dat kasteel moet toch ook zo’n project van de grond te krijgen zijn.
Ondertussen is een andere gevangene die zich heeft opgewerkt tot sommelier danig in de weer bij de Russische familie. Hij zit met zijn neus in een van de glazen die hij van een elegant karretje haalt en behandelt de wijn met fluweel. Hij draait ‘m in het glas als masseert hij una signorina. En Eastwood zag dat het goed was.
Waarom voel ik me hier zo goed? Het moet te maken hebben met de gesloopte muur. De buiten- en binnenwereld zoenen elkaar in een culinair hoogstandje. De obers zijn de leukste jongens en de gasten zo normaal als wat.
Silvia zet zich bij mij aan tafel. Nooit eerder heb ik deze signora gezien maar de Zilveren Passer zou zweren dat wij elkaar al jaren kennen. Onze verhalen en onze passie zijn herkenbaar. Ik vind haar een zalig mens! Voor mijn part bombarderen ze haar tot minister van justitie en horeca.
‘67% is het recidivecijfer in Italië,’ geeft ze me mee. ‘Hier in Bollate met o.a. het restaurantproject bedraagt het hooguit 20%.’ Deze gezellige Castifiore had en heeft een cateringbedrijf waarmee ze goed boert en vond dat mensen in detentie een tweede kans moeten krijgen. ‘In de voorbije veertien jaren hebben we zo’n 750 feesten verzorgd. Van bruiloften tot op ministeries.’
‘Euh, pardon,’ gooi ik op. ‘Met gevangenen? Buiten?’
‘Si, si,’ zegt Silvia parmantig. ‘In het begin gingen de cipiers nog mee. Nu hoeft zelfs dat niet meer.’ Al voegt ze er pittig aan toe: ‘Sommige gevangenen vragen een terugkeer naar de tijd dat de bewakers meegingen. Die zijn minder streng dan deze madame.’ En ze lacht met zichzelf.
‘Een gevangene zei dat hij het eens wat anders vond om met witte handschoenen zalm op te dienen dan er een geweer mee vast te houden.’
‘De magie,’ zegt Silvia, ‘is dat je mensen – en dus ook gevangenen – iets geeft waar ze trots op kunnen zijn.’ Effectief. Soni blinkt even hard als zijn schoenen. Zo ook David die erbij komt staan. Hij is vanachter zijn fornuis gekomen. De Sergio Herman van Bollate. Ooit kookte hij voor de first class-passagiers bij Alitalia, Air France en nog zo’n hoogvliegers. Welke suiker hij in de erwtensoep heeft gedaan weet ik niet, hij bromt in alle geval en ondertussen al ettelijke jaren. ‘Koken is mijn leven,’ zegt hij. Voor Silvia en de klanten mag ik maar hopen dat David nog lang moet zitten.
Zeg niet zomaar toetje tegen de Piña Colada sherbet. Het is geleden van in Congo dat ik in de gevangenis nog ananas at. Het valt me op dat de textuur van een ananas-schil behoorlijk op het ruitwerk van de tralies lijkt.
In de toiletten hangt een poster van de film ‘Cesare deve morire’. Die documentaire heb ik ooit nog voor de radio verslagen. Ook de wc is om ‘u’ tegen te zeggen. Kraakproper, met bloemen en sensorkraantjes. Maar ik geraak er verdorie in opgesloten. Is alles zo feilloos verlopen, en om een of andere reden krijg ik de deur van het toilet niet meer open. Het zal je maar overkomen dat je vastzit in het toilet van een gevangenisrestaurant. Ik vind het een behoorlijk afgang maar straks zal ik kunnen stellen dat ik er door een gevangene bevrijd werd.
Met David en Silvia wisselen we nog adressen uit, boeken en namen, en de belofte dat ik terugkom met il ministro belga della Giustizia.
‘Zal ik een taxi bellen?’ vraagt Silvia die maar al te goed weet dat je hier achter het hoekje de tram niet kan nemen. Maar ik bedank ervoor. Een wandeling van twee kilometer naar het treinstation is een prima digestiva.
‘U mag de rekening brengen,’ bereid ik het afscheid voor. Maar Silvia en David knikken nee. Hoe kan dat nu? Ze kunnen het onmogelijk afgesproken hebben en toch reageren ze spontaan en unaniem. ‘Voor u geen rekening.’ Ik kan mijn tranen niet bedwingen.
‘Grazie mille’ maar mille vind ik goedkoop.
|